Vrijstellingsregeling Sledehondensport
Vrijstellingsregeling Sledehondensport 12 augustus 1996
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHOUD EN VISSERIJ
Gelet op artikel 107 van de Gezondheid- en welzijnswet voor dieren.
Besluit
Artikel 1
1. Van het verbod, bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt vrijstelling verleend voor zover het betreft het gebruik van honden als trekkracht, bedoeld in artikel 36, tweede lid onder d. in verband met de uitoefening van de sledehondensport, mits bij de honden geen pijn of letsel wordt veroorzaakt en de gezondheid of het welzijn van de honden niet wordt benadeeld.
2. Het eerste lid is slechts van toepassing op het gebruik van honden behorend tot de volgende rassen:
a. Alaskan Malamute
b. Eskimohond
c. Groenlandse hond
d. Samojeed
e. Siberian husky
Artikel 2
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag waarop artikel 36 van de Gezondheids- en welzijnwet voor dieren in werking treedt.
Artikel 3
Deze regeling wordt aangehaald als: Vrijstellingsregeling
sledehondensport
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden
geplaatst.
Toelichting:
Het eerste lid van artikel 36 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren bepaalt dat het verboden is om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen. In het tweedelid van dit artikel wordt een aantal gedragingen opgesomd die in ieder geval als verboden worden aangemerkt waaronder het gebruiken van een hond als trekkracht.
Artikel 36 van genoemde wet treedt in de plaats van de
artikelen 254 en 455 van het Wetboek van Strafrecht die komen te
vervallen. In deze artikelen was de -al dan niet opzettelijke
mishandeling van dieren strafbaar gesteld. In artikel 455 werd
onder meer het gebruik van een hond als trekkracht aangemerkt
als overtreding.
De oorsprong van deze bepaling ligt in de Trekhondenwet uit 1910
die regels stelde ten aanzien van het gebruik van een hondenkar.
De Trekhondenwet is ingetrokken bij de inwerkingtreding van de
Wet op de dierenbescherming.
Het gebruik van honden als trekkracht in de zin van de
Trekhondenwet vindt tegenwoordig niet meer plaats. Wel zijn er
inmiddels vormen van hondensport ontstaan waarbij het gebruik
van honden als trekkracht echter op zodanige wijze plaatsvindt
dat de in het eerste lid van artikel 36 omschreven situatie zich
niet zal voordoen. Hierbij kan worden gedacht aan de
sledehondensport.
Ingevolge artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren is het mogelijk vrijstelling van het bepaalde in deze wet
te verlenen voor zover het belang van de gezondheid of het
welzijn vandieren zich daartegen niet verzet. Aan een dergelijke
vrijstelling kunnen wel voorwaarden worden verbonden.
De onderhavige regeling is gebaseerd op dit artikel en treft ten
behoeve van de uitoefening van de sledehondensport een
voorziening in de vorm van een vrijstelling van het verbod van
artikel 36.
Het gebruik van honden als trekkracht in verband met de
uitoefening van de sledehondensport is ingevolge deze regeling
toegestaan, mits deze uitoefening bij de honden geen pijn of
letsel veroorzaakt en de gezondheid of het welzijn van de honden
niet benadeelt.
Wordt deze voorwaarde in de praktijk niet nageleefd en is er bij
de uitoefening van deze vorm van sport sprake van pijn of letsel
voor de honden of wordt de gezondheid of het welzijn van de
honden bij de uitoefening benadeeld dan geldt de verbodsbepaling
van artikel 36 van de wet onverkort en is er sprake van een
strafbaar feit.
De onderhavige regeling is voor advies voorgelegd aan de Raad
voor dierenaangelegenheden, de Nederlandse Vereniging tot
Bescherming van Dieren, de Raad van Beheer op Kynologisch gebied
in Nederland, de Stichting voor Gezelschapsdieren en de
Sledehonden Sport Club Nederland. De Bond tot Bescherming van
Honden heeft en ongevraagd advies uitgebracht.
De Sledehonden Sport Club Nederland heeft te kennen gegeven met
de voorgestelde regeling te kunnen instemmen. De overige
organisaties hebben allen naar voren gebracht dat de
vrijstelling beperkt moet worden tot die hondenrassen die van
oudsher gefokt zijn om de sledehondensport te bedrijven. Aan
deze wens ben ik in het tweede lid van artikel 1 tegemoet
gekomen. De regeling is slechts van toepassing op de door
genoemde organisaties voorgedragen hondenrassen.
Voorts hebben de Raad voor dierenaangelegenheden, de Nederlandse
Vereniging tot Bescherming van Dieren, De stichting voor
Gezelschapsdieren en de Bond tot Bescherming van Honden mij
verzocht om in een nog op grond van artikel 61 van de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren op t stellen algemene
maatregel van bestuur, nadere voorwaarden te stellen aan de
wedstrijden en de trainingen van de sledehonden alsmede de
trainingsmethoden en de wedstrijdreglementen.
Ook naar mijn mening dient de nadere uitwerking van deze
onderwerpen in het kader van artikel 61 plaats te vinden. Bij de
invulling van dit artikel zal aan deze voorwaarden aandacht
worden besteed.
Was getekend: De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, J.J. van Aartsen